Bij de introductie van het dagonderwijs hadden docenten het aanvankelijk moeilijk. Plotseling moesten zij in een schoolgebouw zonder patiënten het verplegen overdragen aan beginnende leerlingen. Naast het voordeel dat deze leerlingen geen schade bij patiënten konden aanrichten, werden docenten geconfronteerd met lastige vragen als: ‘Wat is “verplegen” eigenlijk?’ Het dagonderwijs motiveerde hen tot de verkenning van nieuwe theorieën en modellen. De eerste definitie van ‘verplegen’ die verpleegkundig Nederland in 1969 aanvaardde, was die van de Amerikaanse Virginia Henderson. Hierin stond de behoefte van de patiënt aan autonomie centraal. Een vergelijkbaar sterke patiëntgerichtheid sprak uit de eerste ‘verpleegkundige organisatiemodellen’ van Annie van Eindhoven, Bien van den Brink-Tjebbes en Mieke Grypdonck. Zij maakten  verpleegkundigen verantwoordelijk voor de totale zorg aan een of meer patiënten, uitgaande van de ‘zorgbehoeften’ die patiënten zelf aangaven. Dit was een revolutionaire breuk met het verleden, waarin artsen en de dagorde binnen de zorginstellingen  dicteerden wat  verpleegkundigen deden voor patiënten.

MEER WETEN
  • Eindhoven, J.M.B. van (1979). Een systeem van eerstverantwoordelijk verpleegkundige. Lochem: De Tijdstroom.
  • Koene, G., Grypdonck M., Rodenbach M.Th. en T. Windey (1980). Integrerende verpleegkunde: wetenschap in de praktijk. Lochem/Properinge: De Tijdstroom.
  • Brink-Tjebbes, J.A. van den (1987). Verpleging naar de maat. Een verplegingswetenschappelijke optiek. Lochem/Gent: De Tijdstroom.
  • Veraart, J.B.M. (1969). Rapport Werkgroep I. In Loon, P.C.J. van (1969). Commissie Hogere Beroepsopleiding Verplegenden. Eindrapport van de Commissie. Verslagen en Mededelingen Volksgezondheid nummer 24 (pp. 9-46: 13). Leidschendam: Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne.
Foto: Jan van Hasselt