De opleiding tot ziekenverzorgende was in 1963 uit nood geboren. Het tekort aan verpleegkundigen noopte tot maatregelen. Een opleiding Ziekenverzorging moest de krapte op de arbeidsmarkt oplossen. In 1965 werd de wet van kracht. De opleiding duurde 2 jaar en was gericht op het werken met ouderen en chronisch zieken in de setting van het verpleeghuis. De ziekenverzorgende werd een succes. Steeds vaker deden ziekenhuizen een beroep op deze praktische professional. Hiermee begonnen ook de problemen. Het takenpakket uit 1963 sloot niet aan op het medisch georiënteerde ziekenhuis. De werkzaamheden van de verpleegkundige en van de ziekenverzorgende overlapten elkaar, wat voor wrijving zorgde. Ziekenverzorgenden voelden zich het ‘hulpje’ van de verpleegkundige. Begin jaren ’80 stelde de overheid een stuurgroep in om de opleidingseisen te herformuleren. Het mocht niet baten. Met de invoering van het Samenhangend Stelsel in 1996 kreeg Ziekenverzorging de kwalificatie verzorgende niveau 3 en niet verpleegkundige niveau 4. Tot op de dag van vandaag ervaren ziekenverzorgenden dit als een degradatie.

MEER WETEN
  • John Jansen, ‘Van veroordelen naar beoordelen bij de opleiding ziekenverzorging’, Tijdschrift voor Ziekenverpleging 11 (1981) 468-469.
  • Cis Voogd-Looren de Jong, ‘Ziekenverzorging: Een vak apart’, Tijdschrift voor Ziekenverpleging 13 (1990) 418-421.
Foto: Annemiek Verhoeven