Tegen het eind van de 19de eeuw stond steeds vaker een leidinggevende directrice aan het hoofd van een instelling. Samen met de geneesheer-directeur leidde zij de verpleegsters op en hield een oogje in het zeil. Dit was een solitaire functie en directrices kregen behoefte aan onderling overleg. Gestimuleerd door internationale ontwikkelingen richtten vier directrices van Amsterdamse ziekenhuizen in 1899 de ‘Bond van Directrices en Adjunct-directrices van Ziekeninrichtingen en Verenigingen voor Ziekenverpleging’ op. Het doel was elkaar bij lastige problemen te ondersteunen. De eerste decennia leidde de Bond een kwijnend bestaan en hielden de directrices hun samenzijn vooral gezellig. Na 1920 bracht voorzitter Frederike Meyboom nieuw elan. Relevante onderwerpen over leiderschap kwamen op de agenda. Ook zocht men internationaal aansluiting bij de zusterorganisaties. In 1969 veranderde de naam in ‘Vereniging van Verpleegkundig Directrices en Directeuren van Ziekenhuizen’. In 1976 is deze omgedoopt tot Nederlandse Vereniging van Verpleegkundige Directeuren  in Ziekeninrichtingen.

MEER WETEN
  • Maandblad voor Ziekenverpleging 19 (1909) afl. 11.
  • Inventaris Bond van Directrices en Adjunct-directrices (Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam) Archiefstuk 67.
  • N. Wiegman, ‘Gij completeert zijn arbeid. Over de professionalisering van het verpleegkundig beroep (1880-1925)’, Tijdschrift voor de Geschiedenis der Geneeskunde, Natuurwetenschappen, Wiskunde en Techniek 19 (1996) 296-312.
Foto: Florence Nightingale Instituut